Ir. Marike Jacobs

Ir. Marike Jacobs


Marike is afgestudeerd aan Wageningen Universiteit voor de masteropleiding Animal Nutrition en gespecialiseerd in paardenvoeding. Tijdens haar jeugd raakte zij door ervaringen met paarden met diverse gezondheidsproblemen steeds meer geïnteresseerd in voeding. Na haar hbo-opleiding aan HAS Den Bosch besloot zij zich verder in dier- en paardenvoeding te specialiseren. Regelmatig verschijnt op VoerVergelijk een column van haar hand.

De eeuwige vraag: komt mijn paard niets tekort?



Wie kent het niet: de angst dat zijn paard iets essentieels tekort komt. Of een overschot aan iets binnenkrijgt, zoals vitamines, mineralen en sporenelementen bijvoorbeeld. Om te bepalen of je paard een tekort of overschot heeft, heb je referentiewaardes nodig; ofwel een getal voor wat jouw paard per dag nodig heeft. Voor vitamines, mineralen en sporenelementen worden die o.a. gegeven door het CVB. Maar hoe worden die getallen bepaald en zijn die cijfers eigenlijk wel betrouwbaar?

Naast het CVB (Centraal Veevoederbureau) zijn er wereldwijd nog verschillende kennisinstituten die zich met paarden bezighouden. Al deze instituten geven elke zoveel jaar een update van hun inzichten wat betreft de dagbehoefte voor vitamines, mineralen en sporenelementen voor paarden in alle levensstadia. De in Nederland best bekende buitenlandse bronnen zijn het INRA (l’Institut national de recherche agronomique, Frankrijk), NRC (National Research Council, USA),  en GfE (Gesellschaft für Ernährungphysiologie, Duitsland).

De werkwijze van deze instituten zijn vergelijkbaar: ze stellen een werkgroep samen en gebruiken de op dat moment beschikbare wetenschappelijke informatie en hun eigen inzichten om de uiteindelijke cijfers te bepalen. De naslagwerken bevatten veel informatie met betrekking tot de dagbehoefte aan mineralen en sporenelementen, maar ook welke gehaltes kunnen leiden tot tekorten of overschotten en de gevolgen hiervan.

Een belangrijk punt bij het bepalen van die behoeftecijfers, is het wetenschappelijk onderzoek. Voor (heel) veel voedingsstoffen geldt namelijk dat al tientallen jaren geen onderzoek meer is gedaan. Voor sommige elementen, zoals koper voor volwassen paarden en zink, bijvoorbeeld, is überhaupt nooit onderzoek bij paarden uitgevoerd. In veel gevallen heeft dat te maken met de kosten en vooral ook ethische bezwaren tegen wetenschappelijke proeven met paarden.

De cijfers voor voedingsstoffen waar geen of zeer weinig onderzoek in paard van beschikbaar is, worden simpelweg herleidt vanuit gegevens van andere diersoorten (koeien, varkens, schapen, geiten) en vervolgens ‘beredeneerd’ vanuit praktijkervaringen en ideeën die in de werkgroepen leven. De cijfers zijn dus wel onderbouwd; helaas is echter maar al te vaak gebleken dat bepaalde ideeën over voeding in de praktijk van geen kanten blijken te kloppen….

Toch werken wij ermee, met die behoeftecijfers. Hoewel we altijd iets nodig hebben als richtlijn, moeten de behoeftecijfers zoals die vandaag de dag bestaan alleen worden toegepast met bovenstaand verhaal in het achterhoofd. Een vermeend tekort of overschot in een rantsoen hoeft voor je paard echt niet dramatisch te zijn. Het kán echter wel gevolgen hebben; voer dus altijd een rantsoenberekening uit (of laat deze uitvoeren) wanneer je het idee hebt dat er iets niet klopt in je rantsoen, en laat je paard nakijken door een dierenarts. Hoewel dat ook niet altijd sluitend is, geeft het in ieder geval een redelijk beeld van de status waar je mee verder kunt.

Klik op de link om de naslagwerken te bestellen van INRA (2011), NRC (2007), GfE (2014), CVB (2012).

Berekening mineralengehalte rantsoen
Alle voedermiddelen die een paard op een dag binnen krijgt, bevatten mineralen. Zelfs het water. Wil je het mineralenaanbod van het rantsoen uitrekenen, heb je van al deze voedermiddelen de mineralengehaltes nodig. Door het aantal kilo’s voedermiddel te vermenigvuldigen met het mineralengehalte (let op de eenheden!) en deze van alle voedermiddelen bij elkaar op te tellen, kom je eenvoudig tot het totale mineralenaanbod. Ruwvoer kun je bij de BLGG op mineralen laten onderzoeken. Eventueel kun je gebruik maken van de gemiddelde waardes die het CVB beschikbaar stelt. Bij krachtvoeders en andere commerciële producten wordt op het etiket alleen het toegevoegde gehalte aan mineralen vernoemd, exclusief de hoeveelheid die uit de grondstoffen komt. Van veel grondstoffen is het gehalte aan mineralen (vooral aan sporenelementen) vaak niet onderzocht en dus onbekend.

Lees meer:
Behoefte vitaminen en mineralen
Behoefte energie/eiwit
Hulp bij rantsoenberekening

 




meer columns | Naar de home pagina




Reacties (0)







Naam
E-mail
Update Houdt mij op de hoogte

Reactie